Vliegveld Ockenburg

Overgave

Direct na de herovering werd het vliegveld bezet alsmede de wal die vrij een schootsveld bood over het vliegveld en aan de zuidzijde richting Blijrust. De loodsen en de vliegtuigen werden door de Grenadiers doorzocht. Uit een van de loodsen kwamen Duitse militairen te voorschijn, die een aantal militairen van het 22e Depotcompagnie bewakingstroepen hadden gevangen genomen. De Duitse militairen werden ontwapend en afgevoerd. Achter de boswachterswoning 'Ockenoord' werd door de Grenadiers een Duitse hulppost aangetroffen, alwaar de Oberartz Goetink diverse Nederlandse en Duitse gewonden verpleegde. Aan de commandant van de Mitrailleur Compagnie werd opdracht gegeven om 2 secties op de hoeken van het vliegveld op te stellen, onder andere voor de luchtbescherming. De Duitse vliegtuigen werden door de Grenadiers onklaar gemaakt en de kleine motoren, die door de Duitse troepen waren achtergelaten, werden aanvankelijk door de ordonnansen gebruikt. Door de Grenadiers werd er een commandopost in de boswachterswoning 'Ockenoord' gevestigd en werd onder andere bemand door de majoor Antheunissen. De commandopost had geen telefoon waardoor de majoor gebruik moest maken van een telefoon die bevestigd was in een klein huisje, welke aan het Zwarte weggetje stond. Ook de wal was reeds bezet en de naaste omgeving werd in staat van verdediging gebracht. Hierbij werd van diverse materialen gebruik gemaakt zoals ijzeren platen en hout, daar de firma Boekée in verband met de aanleg van de nieuwe begraafplaats met werkzaamheden bezig waren. Ter uitbreiding van de verdediging kreeg men later nog de beschikking over een sectie van de 13e Mitrailleur Compagnie die in stelling kwam aan de oost- en zuidzijde van het Zwarte weggetje, alsmede over de 47e Mortier Compagnie, onder het commando van de Eerste Luitenant Van Wijk, die werd opgesteld aan de westzijde van het Zwarte weggetje naar Blijrust.

Rond 16:30 kregen de commandanten van het Regiment Grenadiers en Jagers het bevel om snel de oorspronkelijke opdracht, het oprukken richting Loosduinen, uit te voeren. De commandant van het Regiment Jagers heeft nog gevraagd of niet eerst de resten van de Duitse weerstand in het bedekte terrein ten zuiden van het vliegveld opgeruimd moesten worden maar dit werd afgewezen. Pas in de ochtend van 12 mei werd er begonnen met de zuiveringsacties. Ongeveer 360 Duitsers hadden zich dus onder leiding van de generaal Graf von Sponeck tijdig kunnen terugtrekken in de bossen van het landgoed Ockenburg alwaar zij zich verschansten. In de late avond van 11 mei had de generaal, via de radio, de order ontvangen om op te trekken richting het Rotterdamse Overschie. Gedurende de avond van 10 mei werden loopgraafversterkingen verbeterd, patrouilles uitgezonden en bleven de compagnieen ter plaatse instelling. Tijdens de nacht werd voortdurend geschoten, vermoedelijk door de uitgezonden patrouilles, door de opgerukte Jagers uit Monster en mogelijk door de Duitse troepen die zich op het landgoed Ockenburg verschansten. De Luitenant Van Wijk, de commandant van de 47e Pantser Afweergeschut Compagnie, had in de nacht van 10 op 11 mei een schaftlokaaltje bij de wal als commandopost en kon van daaruit vlakbij zijn troep zijn aanwijzingen geven. Tijdens dezelfde nacht werd er continu geschoten waarbij er zelfs een kogel door de houten wanden van de commandopost 'Ockenoord' ging.

Op het vliegveld werden tussen de vliegtuigwrakken door Nederlandse militairen ook vele strooibiljetten gevonden die in de ochtend van 10 mei boven Den Haag werden uitgeworpen om de bevolking te intimideren. Ook bleek hoe groot de ravage was. Zo was het op de weg bij de ingang van het vliegveld een vreselijke chaos. Bij een veertigtal Duitse motoren met WL-nummers moest ontzettend gevochten zijn en grote, reeds zwart geworden plassen bloed met op vele plekken stoffelijke overschotten van gesneuvelde Nederlandse en Duitse militairen. Op 11 mei werd er verder gewerkt aan de verbetering van het loopgravenstelsel en ook van de mitrailleuropstellingen bij de wal. Andere Grenadiers moesten op zoek gaan naar hout voor de bekleding. De gereedschapwagens kwamen met schoppen en zagen en enorme hoeveelheden hout werden aangesleept. Er waren veel bouwwerken in de omgeving, onder andere loodsen. Er werd van alles aangesleept, tot zelfs zware ijzeren platen toe en Duitse wagentjes op gummi-wielen die op het vliegveld waren buitgemaakt bewezen erg goede diensten. Ook de Duitse vliegtuigen werden leeggehaald en al snel beschikte men over buitgemaakte Duitse lichte mitrailleurs maar ook over Duitse mortieren en motoren. Af en toe moesten de werkzaamheden op het vliegveld worden gestaakt wegen schoten vanuit de bosranden aan de oost- en zuidzijde van Ockenburg en Blijrust, hoewel de boerderij door patrouilles was verkend.

Om het vliegveld te verdedigen moesten de Grenadiers zich in de wal ingraven, terwijl een ander deel  zich in de half verbrandde loodsen
bevond. In dezelfde wal was tevens een uitkijkpost gegraven, afgedekt met 2 ijzeren platen als bescherming tegen bommen. Bij de wal, welke een met zand overdekte vuilnisbelt bleek te zijn, was er in eerste instantie geen lijn in de 'stelling' te zijn en er was ook niets gecamoufleerd tegen zicht vanuit de lucht. Men zat te dicht op elkaar, per militair was er geen meter tussenruimte met als een veel te zware bezetting bij de wal tot gevolg. Wanneer het het luchtalarm van Den Haag en Kijkduin klonk werd inderhaast zand over de blanke planken gegooid. Op 11 mei werd de  commandopost 'Ockenoord' met toestemming van de Regimentscommandant voor de betere functionering van de bevelvoering en de telefoonaansluiting alsmede door een gebrek aan ruimte in 'Ockenoord' weer verplaatst naar de theeschenkerij Meer en Bosch. Dit werd gebarricadeerd en op last van de Luitenant Adjudant Reserve 1e Luitenant Van Oppen werden toen enkele voorgelegen huisjes en rietmatten in brand gestoken. Ook werd met het aanleggen van de gevechtsopstellingen alsmede  de onderkomens aangevangen en werd tot zonsondergang doorgewerkt. Enkele malen moest het werk worden gestaak wegens vuren uit de bosranden ten oosten en zuiden van Ockenburg en van Blijrust. Een dag later, op 12 mei, werd er verder gewerkt aan de 'stelling' in de wal zoals het camoufleren en werden helm, planten en takken aangesleept. Ook werden hier schietsleuven achter takken verborgen en werden uitgangen beter beschermd en ruimer gemaakt. Tijdens deze werkzaamheden naderden op zeer kleine hoogte enkele zware Duitse vliegtuigen, die tegenover Ockenburg in een zuidwestelijke richting parachutes lieten vallen. Hierop werd met alle mitrailleurs het vuur geopend. Een uitgezonden patrouille meldde dat aan de parachutes een grote hoeveelheid materiaal zoals munitie, levensmiddelen en geneesmiddelen waren neergelaten en nagenoeg alles nog in het terrein lag. Enkele cylinders waarin het materiaal verpakt lag waren reeds leeggehaald. Hierop werden enkele groepen militairen uitgezonden om dit materiaal op te halen. Voor de beveiliging van het heroverde vliegveld en de omgeving werden patrouilles op pad gestuurd die het omliggende terrein zuiverden. Wederom werden er 2 stukken mitrailleurs van de Mitrailleur Compagnie op de hoeken van het vliegveld opgesteld. Twee secties van de Grenadiers werden voor de verbetering van de afsluiting van de naderingswegen tot Den Haag, in samenwerking met een sectie van de Reserve Grenscompagnie Jagers, verplaatst naar het snijpunt van de Kijkduinsestraat - Duinlaan.

Het eerste bataljon Grenadiers kreeg op 13 mei om 15:00 uur het commando om, in samenwerking met de 7e compagnie van het 13e Depot Bataljon, op te rukken richting de watertoren van Monster en moest daarbij stelling innemen. Daar werd onmiddellijk begonnen met het maken van gevechtsopstellingen. De 13e Mitrailleur Compagnie bleef achter en bewaakten samen met andere een compagnie het vliegveld. De 1e batterij van de eerste afdeling van het 2e Regiment Artillerie (1-2 R.A.) ging na opdracht van de commandant van het Regiment Grenadiers naar Wateringen, om daar ter beschikkking te komen
van de C-Groep 's-Gravenhage. De 2e batterij van de eerste afdeling van het 2e Regiment Artillerie was opgesteld gebleven in haar oude stelling en de 3e batterij van de eerste afdeling van het 2e Regiment Artillerie was uit elkaar gehaald namelijk een stuk op de Savornin Lohmanlaan, een sectie van 2 op de Laan van Meerdervoort met het linkerstuk tegenover de Appelstraat. Dit alles was ter versterking van een te vormen pantserfront. Om ongeveer 18:00 uur werden de 2e batterij en de 3e batterij van stelling veranderd en daarna naar voren geschoven. De 2e batterij kwam op de weg bij Kijkduin en de 3e batterij in het tussen de duinenrij en de watertoren van Monster gelegen terrein. In een soort dijk plaatste de batterij hun kanonnen met een onderlinge tussenruimte van ongeveer 150 meter met een vrij schootsveld van 8000 tot 1000 meter vooruit, een zelfs door de vorige beschietingen zwart geblakerd veld, waarover men een aanval van veel pantserwagens over een breed front verwachtte.Tegen het vallen de duisternis was men klaar met camoufleren, het klaar leggen van de munitie en op het opzetten van de tenten in de bosrand. Tussen de opstellingen van deze 3e batterij waren de Grenadiers ingegraven en brachten de nacht door onder zeiltjes in de open lucht. De kapitein Boellaard sliep met de wachtmeester Van Leeuwen en Oppasser in de woning van de directeur van de waterleiding, de overigen in tenten met uitgezette wachten bij alle kanonnen.

In de loop van de ochtend van 14 mei werd geschutvuur vernomen, komende vanaf de zee, ter hoogte van Kijkduin. Dit geschutvuur werd afgegeven door de HMS Malcolm, 1 van de 8 Admiralty-type destroyer-leiders gebouwd voor de Royal Navy (RN). De HMS Malcolm nam gedurende een kwartier de omgeving van het vliegveld Ockenburg onder vuur. Deze beschieting werd uitgevoerd naar aanleiding van een, later onjuist gebleken, melding dat Duitse troepen zich tussen Kijkduin en Monster bevonden. Verliezen werden er niet geleden, maar de watertoren van Monster werd wel geraakt. Op dezelfde dag werden de versterkingen verbeterd, echter voor niets want in de avond werd vernomen dat de wapens waren neergelegd en Nederland zich de volgende dag zou gaan overgeven. Het bericht over de capitulatie veroorzaakte ook in Den Haag bij veel mensen paniek. Vele Joodse gezinnen probeerden nog op het allerlaatste moment via de haven van Scheveningen te ontkomen naar Engeland. Scheveningse vissers wilden niet uitvaren, maar 4 studenten, die zich wilden aansluiten bij het Britse leger, wisten de reddingsboot 'Zeemanshoop' te stelen. Ook anderen wilden mee. Met meer dan 40 personen, de meeste Joden, verlieten de studenten die dag om 21:00 uur de haven van Scheveningen. Anderen keerden teleurgesteld en zonder hoop naar de stad terug. In Den Haag besloten veel Joden, maar ook niet-Joden, al vanaf 10 mei een toekomst onder Duits bewind niet af te wachten en in mei 1940 pleegden in totaal 50 personen in deze stad zelfmoord. Uit onderzoek van de Studiegroep Historisch Ockenburg is vast te komen te staan dat in Den Haag ten minste 63 burgers zijn omgekomen als gevolg van de Duitse inval.

This site was last modified on 17/03/2024 at 20:03. (c) Vliegveld-Ockenburg 2001-2024