Landgoed Ockenburg

Wilhelm Artur Albrecht

Wilhelm Artur Albrecht was geboren op 14 december 1903 in Penzig, Duitsland. HIj was voor de oorlog politiecommandant. Vanaf 1935 was hij in dienst bij de Gestapo en tijdens de oorlog had hij de rang Hauptsturmführer binnen de SS. In september 1944 werd hij vanuit Gent overgeplaatst naar Leeuwarden, waar hij het Aussenkommando van de Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei leidde. Hij was in die functie verantwoordelijk voor de handhaving van de orde in de provincie Friesland. In die functie was hij actief en passief betrokken bij de martelingen en bij de executies van verdachten. Albrecht was verantwoordelijk voor de executie van tientallen gevangenen, met name als represaille voor de acties van het verzet. Zo werden er op 22 januari 1945 aan de Woudweg in Dokkum 20 mannen door leden van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst geexecuteerd. In groepjes van 5 werden de gevangen doodgeschoten. De volgende 5 moesten eerst de dode lichamen op de rug leggen voordat ze zelf de kogel kregen. Elf Duitse soldaten voerden de executies uit, onder leiding van Wilhelm Artur Albrecht. Deze executie was ook op bevel van Albrecht, als vergelding voor de bevrijding van apotheker en verzetslid Piet Gunster een aanal dagen eerder. Bij deze bevrijdingsactie kwamen 2 leden van de Sicherheitsdienst om het leven. Op 3 april 1945 werd het verzetslid Petrus Woudsma door Albrecht nabij de Prinsentuin in Leeuwarden neergeschoten. Albrecht tikte daarna met een schoen tegen het hoofd om zeker te weten dat Woudsma dood was.

Op 14 april 1945 vluchtte Wilhelm Artur Albrecht weg uit Leeuwarden. De provincie Friesland was al voor de helft bevrijd en de komst van de Canadezen was nog maar een kwestie van uren. Omdat de weg naar het oosten was afgesloten, reed Albrecht met een paar collega’s naar het westen van ons land waar zij zich tot het einde van de oorlog schuil hielden. Maar op 5 mei 1945 werd Wilhelm Artur Albrecht in Aerdenhout gearresteerd. Hij droeg het uniform van een onderofficier, maar het duurde niet lang voor hij werd herkend als de beruchte chef van de Sicherheitsdienst uit Leeuwarden. Vier jaar later begon zijn proces voor het Bijzonder Gerechtshof van Leeuwarden.

Voor het proces tegen Wilhelm Artur Albrecht werden 36 getuigen opgeroepen om voor het Bijzonder Gerechtshof van Leeuwarden een getuigenis af te leggen van hun ervaringen met de voormalige Kriminalkommissar en Hauptsturmfuhrer bij de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Hem werd ten laste gelegd: het doen executeren bij wijze van represaille van grote aantallen Nederlandse burgers, het bevel voeren over het opdracht geven tot het fusilleren zonder vorm van een proces van arrestanten van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst en het uitvoeren van opdracht geven tot zogenaamd 'verscharfte vernehmung' (verzwaard verhoor). Op 11 januari 1949 stond Albrecht voor de eerste keer terecht voor de Bijzonder Gerechtshof van Leeuwarden. Uiteindelijk veroordeelde het hof Albrecht nog in dezelfde maand tot de doodstraf. Na het vonnis deelde Albrecht mede van beroep in cassatie af te zien, maar in begin februari 1942 tekende Albrecht toch cassatie aan tegen het vonnis van het Bijzonder Gerechtshof. De zaak bleek in cassatie toch gecompliceerder te liggen. Bij Albrecht gold namelijk vooral de lastige verantwoordelijkheidskwestie van ‘Befehl ist Befehl’. Hij was weliswaar leider van zijn eigen Aussenkommando, maar boven hem stonden nog tenminste 2 Duitse chefs aan wie Albrecht zelf weer moest gehoorzamen. Zijn verdediging betoogde dat de opdrachten tot represaille-executies steeds afkomstig waren geweest van die 2 superieuren. Albrecht zelf zou dus niets anders hebben gedaan dan het uitvoeren van opdrachten. Zelf zag hij zich dan ook niet als een oorlogsmisdadiger en beklaagde hij zich over het “overwinnaarsrecht” waaraan hij was overgeleverd. De Bijzondere Raad van Cassatie liet zich niet overtuigen en bevestigde op 1 december 1951 de doodstraf. Op 21 maart 1952 werd Albrecht samen met de SS'er Andries Pieters gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Door de Minister van Justitie werd op dezelfde dag medegedeeld dat er zowel aan Albrecht als aan Pieters geen gratie was verleend en dat de 2 vonnissen inmiddels waren voltrokken. Het stoffelijk overschot van Albrecht werd naar de Gemeentelijke Begraafplaats Westduin vervoerd en daar ook op 21 maart 1952 begraven in een graf van de 4e klasse, vak B, nummer 16. De aangifte van overlijden werd op 24 maart 1952 gedaan door Herman van Oordt, griffier bij de Hoge Raad der Nederlanden. Op 22 april 1952 werd door de procureur-generaal bij de Raad der Nederlanden schriftelijk medegedeeld dat er geen bezwaar bestond dat de locatie van het graf van Wilhelm Artur Albrecht werd medegedeeld aan diens bloedverwanten of echtgenote (Elfriede Luft) of aan zijn raadsvrouw Boon.

Naar aanleiding van een poging tot het wegnemen van het stoffelijk overschot van Anton Mussert van de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan in de nacht 16 op 17 juni 1956, werd er door de afdeling Openbare Werken van de gemeente Den Haag snel een onderzoek ingesteld naar de graven van andere terechtgestelde politieke delinquenten op zowel de Algemene Begraafplaats als de Gemeentelijke Begraafplaats Westduin. Op grond van artikel 23, lid 1 van de Wet op de Lijkbezorging mochten deze graven na 10 jaar geruimd worden, nadat het laatste stoffelijk overschot in het graf was begraven. Op grond van artikel 23, 2e lid van deze wet moesten de overblijfselen van stoffelijke overschotten en kisten op een afgesloten gedeelte van deze begraafplaats, het knekelveld, worden begraven. De datum voor de ruiming van het graf van Wilhelm Artur Albrecht stond op 2 april 1962, de laatste begraving in het graf was namelijk op 1 april 1952. Het graf bestond uit een put met daarin 12 stoffelijke overschotten, waarbij het stoffelijk overschot van Wilhelm Artur Albrecht als tiende in de bovenste laag (links) lag. De overige personen die in dit graf begraven lagen waren Ita Rifea Kaiser, Ida Costance Scholten, Abraham Frederik Kleeger, Simon van der Bijl, Gerrit van Meningen, Barbara Buurman, Johanna Geertruida Minor, Grietje de Boer, Karel Hendrik Jockheck, Johannes Geradts en Maria van der Woude.

This site was last modified on 01/05/2024 at 22:10. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2024