Landgoed Ockenburg

Begrafenis bemanningsleden Mitchell B-25

In de vroege ochtend van woensdag 21 juli 1948 vloog er een North American Mitchell B-25 C/D vanaf het vliegveld Valkenburg naar RAF Lossiemouth om onderdelen voor het nieuwe vliegdekschip Hr.Ms. Karel Doorman over te brengen. Om 07:15 verongelukte het vliegtuig boven Auchenblae, vermoedelijk vanwege slecht zicht bij het aanvliegen van de kust. De wrakstukken van het vliegtuig werden door een boer aangetroffen op de helling van een heuvel op een aantal kilometer van het vliegveld Fordoun, voordat Britse vliegtuigen ter plaatse waren voor hun zoekactie. De 6 bemanningsleden, bestaande uit de officier-vlieger tweede klasse Diedrich Hendrik Gentis, de officier-zeewaarnemer tweede klasse Florent Grimmon, de korporaal-vliegtuigmaker Menno Nicolaas Anne Brouwer, de sergeant-vlieger Jan van Donkelaar, de sergeant-vliegtuigtelegrafist Henry Antoine Bolleurs en de sergeant-vliegtuigtelegrafist Charles Louis Swens, kwamen om het leven. Leden van de Royal Air Force (RAF) kregen de opdracht om de stoffelijke overschotten te bergen en het marineschip Hr.Ms. Van Kinsbergen kreeg de opdracht naar Aberdeen te koersen om de stoffelijke overschotten naar ons land over te brengen. Op zaterdag 24 juli 1948 kwam de Hr.Ms. Van Kinsbergen met de 6 slachtoffers uit Aberdeen in Den Helder aan. De lijkkisten stonden opgebaard op het achterschip, bedekt met de Nederlandse vlag. Van alle schepen en marinegebouwen hing de vlag halfstok toen het marineschip de haven binnen vaarde. Het marineschip meerde voor het commandementsgebouw aan, waarna de Commandant Zeemacht, een kolonel en de burgemeester van Den Helder zich met de nabestaanden aan boord begaven. Even later werden de lijkkisten door onderofficieren en matrozen van boord gedragen langs een erewacht van een aantal mariniers. De Commandant Zeemacht betuigde aan boord van de Hr.Ms. Van Kinsbergen zijn deelneming tegenover de nabestaanden. Met 5 saluutschoten van het wachtschip Hr.Ms. Neptunus werd een laatste groet van de Marine Luchtvaartdienst gebracht. Per auto werden de 6 stoffelijke overschotten naar hun woonplaats overgebracht. Een commissie zou Schotland gaan om een onderzoek te doen naar de oorzaak van deze vliegtuigramp. Dezelfde dag werd bekend dat de begrafenis van 3 slachtoffers op maandag 26 juli 1948 om 16:00 uur plaats zou vinden op de Gemeentelijke Begraafplaats Westduin. De stoet zou om 14:00 uur van de rouwkamer van de begrafenisonderneming "Innemee" aan de Hooikade. De begrafenis van Diedrich Hendrik Gentis, Charles Louis Swens en Florent Grimmon zou met militaire eer plaatsvinden. De Commandant Zeemacht zou ook bij de begrafenis aanwezig zijn. Slippendragers en deputaties van het vliegveld Valkenburg zouden aanwezig zijn, alsmede een vuurpeloton en dragers uit de Oude Alexanderkazerne en tamboers en de pijpers van de Van Ghentkazerne in Rotterdam. De route van de stoet was als volgt: Hooikade, Mauritskade, Alexanderstraat, Javastraat, Oude Scheveningseweg, Carnegielaan en Laan van Meerdervoort. Hierna zou deze stoet op de begraafplaats arriveren.

Diedrich Hendrik Gentis was bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog sportvlieger in Indie. Toen Nederland aan Japan de oorlog verklaarde krijg hij een voortgezette opleiding in militair verband. Hij week uit naar de Verenigde Staten toen de Japanse troepen in Indie voet aan wal zetten. In de Verenigde Staten volbracht hij zijn training en werd daarna geplaatst op een vliegdekschip, waarop hij een deel van de strijd in het Verre Oosten meemaakte. Hierna vloog in het 321 Squadron. Florent Grimmon wist tijdens de bezetting te vluchten uit ons land en de Verenigde Staten te bereiken. Daar kreeg hij een opleiding en werd geplaatst bij het 18 Squadron, dat tijdens de oorlog van Australie tegen de Japanners vocht en optrokken met de gecombineerde Amerikaans-Australische luchtmacht bij de herovering van door Japan bezette Geallieerde gebieden. Charles Louis Swens was met de verongelukte North American Mitchell B-25 C/D op weg naar zijn vrouw, die in Engeland verbleef. Tijdens de oorlog tegen Japan vloog hij met Nederlandse eenheden in verband van de Royal Air Force en was met een eenheid enige tijd gestationeerd op de Cocos-eilanden.

In de middag van maandag 26 juli 1948 werden Diedrich Hendrik Gentis, Florent Grimmon en Charles Louis Swens met militaire eer naar de Gemeentelijke Begraafplaats gebracht. Voorafgegaan door een afdeling tamboers en pijpers van de Mariniers vertrok de stoet even na 14:00 uur van de rouwkamer aan de Hooikade. De kisten waren bedekt met de Nederlandse vlag, terwijl aan de lijkwagens vele kransen waren bevestigd. Naast elke lijkkist liepen 4 officieren-slippendragers. Ook een vuurpeloton van 20 man en diverse deputaties van de Marine Luchtvaartdienst van het vliegveld Valkenburg waren de overige delen van deze stoet. Vele personen, vooral ook van militaire zijde, stonden langs de route om de 3 verongelukte vliegers de laatste eer te bewijzen. Bij deze begrafenis waren ondermeer aanwezig de bevelhebber der Zeestrijdkrachten, de Commandant Zeemacht in Nederland, de vlag-officier Marine Luchtvaartdienst, de commandant van de Hr.Ms. Van Kinsbergen, de hoofd-officier Marine Stoomvaartdienst en de Commandant van het vliegveld Valkenburg. Nadat het vuurpeloton boven de naast elkaar gelegen graven een laatste saluut gebracht had, droegen officieren en minderen, afkomstig van de Marineluchtvaartdienst, de lijkkisten met de stoffelijke overschotten naar de naast elkaar gedolven graven. Het vuurpeloton trad daarna opnieuw aan om een saluutsalvo te lossen, waarna onder zacht tromgeroffel de lijkkisten in de graven werden neergelaten. Daarna richtte de vlootpredikant de woorden van troost tot de nabestaanden. Hij besloot zijn woorden van troost met het 'Onze Vader'. De Commandant van het vliegveld Valkenburg sprak daarna de woorden van afscheid tot de 3 militairen, die tijdens de oorlog hun plicht deden en ook nu niet van wijken wisten. Ook zouden hun namen toegevoegd worden aan de lijst van gevallenen van de Koninklijke Marine, die met ere in hun herinnering zouden blijven voortleven. Een familielid van een van de 3 slachtoffers sprak namens alle treurenden woorden van dank, waarna de plechtigheid was afgelopen. Een groot aantal bloemstukken, waaronder op iedere lijkkist, een krans van de Commandant Zeemacht en van  de Koninklijke Marine, werd op de laatste rustplaats gelegd. Diedrich Hendrik Gentis werd begraven in een graf van de 2e klasse, vak 4, nummer 32, Florent Grimmon werd begraven in een graf van de 2e klasse, vak 4, nummer 33 en Charles Louis Swens werd begraven in een graf van de 2e klasse, vak 4, nummer 34. Volgens het journaal van ontvangsten van deze begraafplaats waren de rechten betaald door het Ministerie van Marine op 8 augustus 1951.

This site was last modified on 01/05/2024 at 22:10. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2024