Landgoed Ockenburg

Afzonderlijke Afdeling

Aan de andere kant van het pad op de Gemeentelijke Begraafplaats lag alleen de 'Zwarte Afdeling'. Dit was een apart veld voor de Duitse militairen die zelfmoord hadden gepleegd of (na veroordeling door de Wehrmacht Justiz) gefusilleerd waren. De verordening was dat deze Duitse militairen een begrafenis kregen zonder militaire eer en dus op een apart gedeelte begraven werden. Zij werden dus niet bij hun kameraden begraven die eervol gesneuveld waren in trouwe dienst van het vaderland.

Dat niet iedere gefusilleerde Duitse militair op de 'Afzonderlijke Afdeling' werd begraven, bleek wel in maart 1968. Op maandag 4 maart 1968 werden op het terrein van de gevangenis in Scheveningen de stoffelijke resten van 2 personen gevonden. De stoffelijk overschotten werden gevonden tijdens graafwerkzaamheden voor een nieuw wegdek op het terrein van deze gevangenis. De officier van justitie in Den Haag wilde een dag later echter nog niet bevestigen of de stoffelijke overschotten mogelijk afkomstig waren van in de oorlog gefusilleerde gevangenen. De recherche van de politie in Den Haag nam de zaak pas een aantal dagen later in behandeling, omdat de afdeling Zware Misdrijven de handen vol had met het opsporen van de daders van meerdere bomaanslagen op ambassadegebouwen in de stad. Twee dagen later werd bekend dat de 2 stoffelijke overschotten vermoedelijk van 2 gedeserteerde Duitse militairen waren, die nog kort na de bevrijding door Duitsers in de gevangenis zonder vorm van proces waren gefusilleerd en begraven. Het Nederlandse Rode Kruis had in documenten nagegaan dat op woensdag 9 mei 1945 er 4 Duitse deserteurs waren gefusilleerd. Het Rode Kruis had ook een verklaring van de Duitse vloot-aalmoezier Arno Pötzsch in hun bezit, die hier duidelijk op wees. In de verklaring meldde Pötzsch dat op woensdag op 9 mei 1945 een aantal ter dood veroordeelde Duitse militairen op het bevel van een krijgsraad "in strijd met alle gebruiken, zonder een enige militaire vorm en zonder een geestelijke bijstand door het gevangenispersoneel met revolverschoten in het achterhoofd waren gedood en daarna in de tuin van de gevangenis waren begraven". Pötzsch herinnerde zich ook 3 namen van de 4 gefusilleerden en hij noemde de namen Ambots, König en Matthe. Door de patholoog-anatoom dokter Jan Zeldenrust werd daarna een onderzoek uitgevoerd of de stoffelijke resten inderdaad uit de tijd dateerden die dus door Pötzsch werd genoemd. Medio maart 1968 verwachtte Zeldenrust dat het gerechtelijk geneeskundig laboratorium niet veel gegevens kon verzamelen voor de vaststelling van de identiteit van de 2 personen, maar hij stelde vast dat de stoffelijke resten van 2 mannen waren. Zij werden volgens hem tijdens of kort na de oorlog begraven. De officier van justitie in Den Haag maakte op dinsdag 14 mei 1968 bekend dat het onderzoek naar aanleiding van de vondst van 3 personen op het terrein van de gevangenis in Scheveningen had afgesloten. Het ging volgens de officier van justitie waarschijnlijk om de rest van Duitsers, die kort of na de bevrijding in 1945 werden omgebracht door landgenoten. Aanvankelijk werd er aangenomen dat de stoffelijke resten, waarop men op maandag 4 maart 1968 stootte tijdens de graafwerkzaamheden op het terrein van de gevangenis, maar van 2 personen afkomstig waren. Later bleek dat er schedels en skeletdelen van 3 personen waren aangetroffen. Van 1 van de 3 personen was slechts een deel van de schedel aangetroffen; van de andere 2 kon wel worden vastgesteld dat zij door een nekschot om het leven waren gebracht. Het tijdstip van de dood van de 3 militairen was niet met zekerheid vas te te stellen, maar de officier van justitie hield februari 1945 of mei 1945 voor het meest waarschijnlijk. Van de 2 door een nekschot omgebrachte militairen was de leeftijd vastgesteld op ongeveer 30 jaar. Uit het rapport van overbrenging van de Gravendienst van het Ministerie van Defensie blijkt dat het hierbij inderdaad gaat om Matthe, König en Ambotz. Het rapport vermeld dat zij op (woensdag) 9 mei 1945 in Den Haag zijn gestorven en zij een veldgraf hadden in de tuin van de gevangenis in Scheveningen. Zowel de opgraving als de overbrenging vond pas plaats op woensdag 17 juli 1968. Matthe, König en Ambotz liggen tegenwoordig begraven in het verzamelgraf 12 op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn.

This site was last modified on 08/10/2025 at 19:22. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2025