Opzet vlieghaven
In 1919 beschikte Nederland nog niet over commerciële vlieghavens. Daarom werd op een verschillende aantal plaatsen plannen ontwikkeld voor vlieghavens. Zo ook in de Haagse regio waar een tweetal terreinen zouden worden realiseert; Maaldrift bij Wassenaar en Ockenburg bij Loosduinen. In Den Haag werd op initiatief van F. Guilliams een syndicaat opgericht met als doel de realisatie van de "Eerste Nederlandse Vlieghaven Ockenburgh”. Hiertoe bezocht hij de voornaamste vlieghavens in Engeland. Met de ideeën die hij had opgedaan in Engeland werd op zoek gegaan naar een geschikte locatie. Er werd een locatie gevonden langs de weg van Loosduinen naar Kijkduin, hier zijn nu de puinduinen het Schapenatjesduin gelegen. Dit was in die tijd een vlak terrein gelegen in de Segbroekpolder en leek de ideale plek voor een moderne vlieghaven. Dichtbij Den Haag en met een enkele aanpassing goed bereikbaar te maken. De gevonden locatie had daarnaast een droge bodem en een vlak terrein, geschikt voor vliegtuigen en luchtschepen van elk gewicht. Kortom, genoeg redenen om een vlieghaven te realiseren. De plannen werden verder uitgewerkt door architectenbureau Hoek en Wouters en nog op de E.L.T.A. kon men kennisnemen van de ideeën van het syndicaat. Hiertoe was een stand ingericht waarop te zien was hoe het 60 hectare grootte terrein bij Loosduinen ingericht zou worden. Ook het tijdschrift “ Katholieke Illustratie” besteedde diverse keren aandacht aan de plannen in hun blad. Zij omschreven de plannen als volgt;
Langs het veld is een complete installatie voor een vliegveld ontworpen. Daar zullen verrijzen: een groot restaurant, met trapsgewijze afloopende terrassen, de bureau’s voor de Directie, ’n inrichting voor draadlooze telegrafie, hangars, garages, werkplaatsen, bad-gelegenheden , ambulance enz. kortom ’n stadje apart met alle denkbare comfort.
De exploitatie zal bevatten:
a. Vlieghaven; opstijg- en landingsplaats bij dag en nacht;
b. Passagiersdienst, waarbij eenige malen per dag drie vliegers naar Amsterdam en terug zullen vertrekken. Tevens is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat deze dienst wordt uitgebreid met een vliegdienst Den Haag-Rotterdam en terug.
c. Particulier vliegterrein, waar toekomstige bezitters van een eigen toestel worden onderricht, geadviseerd bij aankoop, en hun machine kunnen bergen in privé hangars.
(1e Ned. Vlieghaven "Ockenburgh" van den Haag op het landgoed "Ockenburgh" Loosduinen, 1919)
De heer Karel Muller, voorheen de commandant van de vlieghaven in Vlissingen en thans verbonden aan het Vickers House, had zich bereid verklaard als technisch adviseur bij het ontwerpen van de verschillende inrichtingen, gebouwen en dergelijke op te treden.
Luchtvaarthuis
Verder waren er op de E.L.T.A. plannen voor een luchtvaarthuis aan de Laan van Meerdervoort te zien. Wat het scheepvaarthuis in Amsterdam voor de scheepvaart was, zou het luchtvaarthuis in Den Haag voor de luchtvaart worden en dus wel aan de beroemde laan die doorgetrokken de residentiestad moest gaan verbinden met de Vlieghaven Ockenburg. Dit luchtvaarthuis moest dus gelegen zijn aan de grote verkeersweg waar de auto's langs zouden rijden die de passagiers, welke uit alle landen van de wereld aan kwamen vliegen, zouden brengen of halen. Het terrein, waarop het luchtvaarthuis moest komen te staan was 2500 c.A. groot en misschien kwam er nog een oppervlakte grond aan de Van Spiegelstraat, waar thans nog 3 herenhuizen stonden. Een verzamelplaats voor alles en iedereen die met de luchtvaart te maken had. Bedacht waren een showroom voor vliegtuigen, een grote autogarage voor mensen die zich snel naar vlieghaven Ockenburg wilde begeven en een bioscoopzaal. Hierin kon allerlei opnamen vertonen welke met het vliegwezen te maken had. Verder kantoren en flats voor ongehuwd personeel als chauffeurs, monteurs en vliegers. Gehuwd personeel kon worden in cottages op landgoed Ockenburg. Verder zou er in het luchtvaarthuis een eet-, ontspannings- en gymnastiekzaal komen. Het gebouw zou worden voorzien van een plat dak zodat kleine vliegtuigen in de gelegenheid zouden zijn om hierop te landen.
De plannen van dit grootscheepse opgevatte luchtvaarthuis waren dus tentoongesteld op de E.L.T.A. Zij zouden worden uitgevoerd door het architectenbureau van de firma Z. Hoek & J. Th. Wouters. Rond 1915 was de samenwerking beëindigd tussen de beide vennoten, Wouters vertrok naar Wassenaar voor de exploitatie van diverse villaterreinen aldaar, en was jarenlang gemeenteraadslid. Echter de naamgeving van het bureau werd echter gehandhaafd, maar de financiële positie van architect Zacharias Hoek was niet al te rooskleurig, hij gaat dan ook in 1921 failliet. Zacharias Hoek werd een aantal jaren later opgenomen in een psychiatrische instelling, waar hij verder verbleef tot aan zijn overlijden in 1943. De combinatie, die de maatschappij Ockenburg over moest gaan nemen, zou een dochtermaatschappij vormen, welke het gebouw moest exploiteren. Op die manier kon men niet meer zeggen dat Nederland op luchtvaartgebied bij andere landen achterstond. Het bouwterrein dat voor het luchtvaarthuis was bestemd en eigendom was van de heren Van der Kuylen was inmiddels aangekocht. Met de bouw van het luchtvaarthuis wenste men uiterlijk 1 januari 1920 aan te vangen, indien mogelijk wilde men op 1 december 1919 met het afbreken van de bestaande percelen beginnen. Het benodigde kapitaal was inmiddels van verscheidene zijden aangeboden. Al met al kwam het financieel niet rond voor een doelmatige exploitatie van het vliegveld Ockenburg en verdwenen de plannen uit het zicht van de pers. De diverse tekeningen over het vliegveld Ockenburg, die voorkomen in een artikel van Holland Express, zijn gesigneerd door de architect Jan Prent namens het architectenbureau Hoek & Wouters.
Exploiteren van vliegdiensten
In september 1919 doet de Nederlandsch-Engelsche Technische Handelmaatschappij een voorstel inzake de oprichting van een maatschappij tot het exploiteren van vliegdiensten vanaf Ockenburg. In een vertrouwelijke brief (gedateerd 12 september 1919) van de Nederlandsche Handel Maatschappij (agentschap Rotterdam) wordt medegedeeld dat zij sinds enige tijd met de N.V. Nederlandsch-Engelsche Handelmaatschappij, welke de Nederlandse vertegenwoordigster is van Vickers Ltd. (de bekende Engelse wapen- en werktuigenfabriek) van gedachten wisselden omtrent haar plannen tot het oprichten van een maatschappij tot het exploiteren van vliegdiensten. Dit was naar aanleiding van een project, dat één van haar clienten hun voorlegden en waarbij de genoemde N.V. betrokken was.
Bij de besprekingen bleek als snel dat het niet wenselijk was een dergelijke exploitatie direct op grote schaal op te zetten, gezien de weinige ervaring welke men nog met de financiele resultaten van een luchtvaaronderneming had. De directie van de genoemde N.V. legde het volgende plan voor: de N.V. Nederlandsch-Engelsche Handelmaatschappij wenste het terrein Ockenburg te kopen. De gehele koopprijs zou bedragen 2.070.000 gulden (vermeerderd eventueel met het aangrenzende Meer en Bosch) plus 625.000 gulden maakte 2.695.000 gulden met nog een aftrekking van de hyptotheek van 1.300.000 gulden maakte het eindbedrag 1.395.000 gulden. De aankoop zou gebeuren door overdracht van alle aandelen van de bestaande Maatschappij Ockenburg terwijl ook toezegging was verkregen van de gemeente Loosduinen tot aankoop van een stuk terrein voor circa 200.000 gulden. Men meende in totaal circa 1.100.000 tot aankoop nodig te te hebben (behoudens een aflossing, welke haar inziens op de hypotheek plaats moest hebben bij de overdracht van het genoemde deel van het terrein). Oorspronkelijk spraken de clienten over een overname van Vickers Ltd. voor 2.000.000 a 3.000.000 gulden, doch een dergelijke deelname was thans eerst te verwachten, indien de onderneming werkelijk vliegtuigen ging aanschaffen en daardoor voor genoemd concern van belang werd.
Volgens de directie zou dit terrein bij de bestaande exploitatie als bos en ook deels als bouwland, reeds een zij het geringe, winst afwerpen. Het doel was, zoals eerder gemeld, evenwel het terrein ten dele als vliegveld in te richten, ten dele als bouwterrein te verkopen, hetgeen in beide gevallen met niet te grote kosten scheen te konden geschieden. De gemeente Den Haag, welke grote belangstelling voor de plannen koesterde, had toegezegd de Laan van Meerdervoort tot het terrein door te trekken. Met dit terrein als basis wenste men zich op het exploiteren van vliegdiensten toe te leggen, eerst op bescheiden schaal, en bij welslagen die diensten uit te breiden. Als voorbeeld stelde men, in verband met de slechte postverbinding met Engeland, een dienst op dit land begonnen kon worden. De reden voor het mislukken van het opzetten van de vliegdiensten is vooralsnog onbekend.
Realisatie
In de nazomer van 1919 was het vliegterrein bij Ockenburg dusdanig gereed dat het werd geopend met een driedaags vliegfeest. Het evenement was een dusdanig succes dat het zelfs met een dag werd verlengd. Het vliegfeest wordt uitgebreid besproken op deze website. Na het vliegfeest bleef het echter stil op vlieggebied. De weinige vlieggeschiedenis die er nog geschreven werd, was wanneer in 1928 de vlieger van een tweedekker boven Loosduinen met z’n vliegtuig panne krijgt, hij kon zich het vliegfeest op de Loosduinse “delta” nog goed herinneren landde feilloos op de “delta-strip”.
De redenen voor het mislukken van de vlieghaven zijn niet eenduidig, er wordt gesproken dat de ligging toch ongelukkig gekozen bleek en dat ook de slechte toegankelijkheid van het terrein voor het mislukken heeft gezorgd. Gedurende het vliegfeest was er namelijk een verkeerschaos ontstaan door de enorme toeloop. De uitvalswegen van en naar het vliegterrein bleken niet voldoende om al het verkeer te verwerken. Ook het treuzelen van de gemeenteraad over de toekomst van de vlieghaven kan er mede voor hebben gezorgd dat Den Haag voorbij werd gestreefd. De KLM vestigde zich op vliegveld Maaldrift, Rotterdam ontwikkelde rond dezelfde tijd vliegveld Waalhaven en Amsterdam kreeg Schiphol. Er werd nog een poging gedaan om een aansluiting bij Rotterdam te vinden, maar dit kwam niet van de grond. Met de ingebruikneming van het vliegpark Ypenburg in 1936 kreeg de Haagse regio uiteindelijk een volwaardig vliegterrein. In mei 1940 zou het hulpvliegveld Ockenburg nog geschiedenis schrijven door de invasie van Duitse luchtlandingstroepen.